· 

Het niet gevoerde gesprek

Dit gespreksmodel gebruiken we wanneer er sprake is van een tegenstelling waar de groep er niet uitkomt met het voeren van ‘een gewoon gesprek’. Iets blokkeert en zorgt ervoor dat mensen in herhaling vallen en de groep niet verder komt. Het ‘pijlen gooien’ geeft een manier om lastige gesprekken aan te gaan, zonder dat het een verdedigende ‘ping-pong’ wedstrijd wordt. Door onderstaande stappen te volgen, krijgt iedereen de ruimte om werkelijk te zeggen wat gezegd moet worden.

Hoewel er stevige meningen en gevoelens uitgesproken kunnen worden, schept de structuur de mogelijkheid om de ander echt te kunnen horen. Verrassend vaak geeft het uitspreken van dat wat in de onderstroom ligt te sluimeren een gevoel van opluchting en bevrijding.

1. VEILIGHEIDSPRINCIPES. Willen we dit gesprek echt? Ja? Als je geen overeenstemming hebt, is de tijd wellicht nog niet rijp om het gesprek te hebben. Bepaal wat je nodig hebt om je veilig / comfortabel te voelen om alles te kunnen zeggen wat je wilt. Alles kan, als je het er samen maar over eens bent. Bijvoorbeeld: ‘niet schreeuwen (of juist wel), de tijd nemen, niet weglopen, etc.’

2. ZEG ALLES! We gaan over iets praten en alles zeggen wat we daarover denken / voelen. We spreken om de beurt. De een praat en zegt alles wat hij/zij denkt en voelt. De ander luistert, reageert niet, vraagt niet. Wanneer de eerste klaar is, gaat de ander. De ander zegt alles wat hij/zij voelt en denkt. Geen ping-pong wedstrijd dus. Herhaal dit proces totdat alles gezegd is. Dit merk je vaak wanneer je in herhaling valt, of wanneer de spanning is verminderd. Wees niet beleefd; zeg dingen scherp en duidelijk. Verdedig niet, maar geef jouw mening.

3. WAT HEEFT GERAAKT. Sommige dingen die de ander zegt, raken je. Je voelt dat die waar zijn, of op z’n minst een kern van waarheid bevatten. Het kan een fysieke reactie geven. Of iets wat je een inzicht geeft. Neem een moment waarbij je allebei denkt aan wat je heeft geraakt. Deel met elkaar wat je heeft geraakt, en wat daarin ‘waar’ is. Mogelijk is dat niet precies wat de ander heeft gezegd, maar wel vergelijkbaar. Praat hierbij in de ik-vorm. Stop geen verdediging (ja, maar) in je statement. Zeg wat er waar in is. Zeg niet ‘ik heb het huis niet schoongemaakt, omdat jij de boodschappen niet hebt gehaald’. Maar zeg ‘het klopt dat ik het huis niet heb schoongemaakt’. Ieder moet op z’n minst één ding hebben dat heeft geraakt, dat iets over zichzelf zegt. Wanneer er verdedigd wordt, of verwijten komen, ga je terug naar stap 2.

4. LOS OP. Terug naar de oorspronkelijke vraag. Nu we dit weten van onszelf en elkaar, wat spreken we dan af? We hadden een gesprek over een bepaald onderwerp, of konden een besluit niet nemen vanwege de verschillende standpunten en tegenstellingen. Hoe kijken we nu naar de oorspronkelijke vraag met de informatie die we door het pijlen gooien hebben gekregen?

Hulp nodig bij het voeren van een goed gesprek?

Bron: Unsplash Sage Freidman, Lewis Methode